Section Artists of the Gallery

BACK
Uit: Tableau, februari 1990, geschreven door Koen Nieuwendijk

De reizen van Anneke van Brussel.




Vraag aan Anneke van Brussel waar zij met vacantie zoal naartoe gaat, en zij zal reageren met een verschrikte blik. Als er bij iemand sprake is van een passie voor het penseel, dan is het bij haar. Wat jaren terug is zij bezweken voor het dringende verzoek naar New York te komen om de opening van haar tentoonstelling met haar aanwezigheid op te luisteren. Het gaat te ver om te zeggen dat zij het niet leuk vond, maar er zal heel wat water door de rivieren moeten stromen voordat zij het weer doet. Werken is voor haar als ademen, reizen doet zij in haar verbeelding, niet gehinderd door afstand en tijd.

In sommige werken is daar iets van terug te zien. Eens, als kind, verpoosde zij enkele weken aan de kust van Normandië, en nog steeds komen op de achtergrond van sommige stillevens de nevelige contouren van de krijtrotsen terug. Zo concreet zijn de verwijzingen overigens zelden. Een speld of een kurk, schijnbaar nietige en onbelangrijke voorwerpen, refereren net zo goed aan voorbije gebeurtenissen en ervaringen. Het rangschikken van de voorwerpen is als het opbouwen van een verhaal, het schilderen kan beginnen als dat sluitend is, als de sfeer zich laat voelen als een klein compact hoofdstukje uit haar leven. Uit de noodzaak om deze vluchtige sfeer snel genoeg te kunnen vastleggen heeft zij haar techniek aangepast. De onderschildering, vroeger in aquarel, tegenwoordig met de makkelijk met water verdunbare acrylverf, stelt haar in staat te registreren wat haar op dat moment beweegt. Dat moet snel gebeuren, de gedachten gaan verder en laten zich slechts even beteugelen. Het latere uitwerken, vroeger in olieverf, nu met acryl, dient als het ware de verstaanbaarheid, maar de essentie staat er dan in feite al.

Het werk van Anneke van Brussel laat zich rubriceren in onderwerpen: stillevens naast portretten en dieren. In stilistisch opzicht is er sprake van een zekere discrepantie. De stillevens kenmerken zich door een vèrgaande werkelijkheidsweergave, de portretten en de dieren daarentegen zijn genoteerd op een wijze die tot op zekere hoogte aan naïeve schilderkunst doet denken, met een toets die zich laat omschrijven als een middeleeuws aandoende stilering. Zoals bij veel kunstenaars, die een niet-persoonsgebonden portret schilderen, neemt zij hiervoor haar eigen gelaat als voorbeeld. Zelfportretten zijn het daarom nog niet, of je zou ze portretten van haar innerlijk moeten noemen, waarbij de afgebeelde kop dient als drager van tot stemming gecomprimeerde gedachten. Een enkele keer stelt het portret wel degelijk iemand voor, maar ook dan is het niet zozeer de gelijkenis die telt, als wel datgene wat haar aanleiding geeft te denken aan de betrokkene, en ook dan vermengen zich de trekken van die persoon met de hare.

Een van de dingen waar Anneke van Brussel zich altijd in hoge mate om bekommert is wat de tand des tijds zal doen met haar werk. Niets zal zij onbeproefd laten om zorg te dragen voor een optimale kwaliteit van de gebruikte materialen, nooit zal zij in de door haar toegepaste technieken iets aan het toeval overlaten. Aan de definitieve keuze van materialen gaat een zorgvuldig onderzoek vooraf. Alle ingrediënten worden in verschillende verdunningen uitgeprobeerd, het papier moet alle martelingen ongeschonden kunnen doorstaan.

Het is fascinerend om te zien hoe dit thematisch in haar werk terugkomt. In vele portretten, en in het bijzonder die ontleend zijn aan onder ander Piero della Francesca, schildert zij de afbeelding op een in trompe-l'oeil weergegeven stuk papier, dat zich bevindt in een verregaande staat van ontbinding: half vergaan, gescheurd, gerafeld, aangetast door water, geblakerd soms, met gaten erin. Alles wat zij in hoge mate vreest is daar met dat papier gebeurd. Zij lijkt hiermee het het onheil te bezweren. Erger dan wat zij schildert is niet mogelijk, en als er ooit, honderd jaar later, toch van een dergelijke rampspoed sprake is, dan is de werkelijkheid hoogstens gelijk aan de verbeelding, en zal het resultaat wellicht dan pas een optimale dramatiek uitstralen.

Overigens, zo eenvoudig zitten de zaken nooit in elkaar. Het zijn in eerste instantie de vele plakkaten, waarmee de stad is volgeplakt, en die wreed worden blootgesteld aan weer en wind -om nog maar te zwijgen van ongevraagd menselijk ingrijpen- die haar tot dit thema inspireren.

Het eigene in het werk van Anneke van Brussel laat zich moeilijk omschrijven. Het zal voor een deel besloten liggen in de gecombineerde technieken, voor een deel in de stilering en de keuze van onderwerpen en tenslotte is daar die specifieke sfeer, die zich nog het beste laat karakteriseren als nu eens prozaïsch, dan weer poëtisch, als het noteren van gedachten en herinneringen, die in een geheime taal zijn vastgelegd, die zijn bewaard voor de eeuwigheid.



BACK