BACK

Weekly Residuum 157 -juni 2003 C
© foto en tekst Koen Nieuwendijk



Vorige week had ik de eer naast Livio de Marchi in zijn varende houten Ferrari plaats te mogen nemen en zo met hem de Amsterdamse grachten te doorkruisen. Het scheelt hemelsbreed maar een meter of tien, maar zit men eenmaal op het water, dan is zwaaien opeens normaal, bijna net zo normaal als in kleine sommige dorpjes. In een houten auto is dat nog weer anders, zeker naast een hartelijke mediterraan die onvermoeid naar iedereen terugzwaait, of zelf het initiatief neemt. Ik kon dan ook niet achterblijven, en zo kwam het dat ik mij zag opgezadeld met de netelige vraag of, na meer dan zeven keer het heffen van mijn hand, de bewegingen nog voldeden aan juist genoeg vrijblijvendheid en toch zodanig oogden dat het ook van harte leek. Ik heb zeventien houdingen, hoogten en snelheden uitgeprobeerd, en zal de eerstvolgende keer dat het koninklijk bloed weer wuift met extra aandacht kijken, want ik kwam er niet uit.

Natuurlijk zette ik door, maar bij iedere nieuwe poging was daar weer die lichte gêne, waarvan ik hoopte dat niemand die zou zien, hoewel dat raar is gedacht, omdat de gemoedstoestand van het generen juist een gevolg is van de veronderstelde zichtbaarheid, waardoor ik me ter plekke ook nog eens geneerde om mijn manke analyse.

Wat hunkerde ik naar een gewillig oor om alles uit te leggen, maar dat doe je niemand aan. Wat overblijft is de dialoog met het genadeloos geweten, dat juist garen spint bij gêne. Maar wat zeur ik nou. U weet toch wel dat gêne als impuls voor het schrijven van onschatbare waarde is, waarna het metier vervolgens de blamages van het ego tot modus van vermaak reduceert. Dat laatste heb ik zojuist gedaan, met de andere hand.

BACK