BACK

Section artists of the gallery

Olav Cleofas van Overbeek


HET IMAGINAIRE KLOOSTER VAN OLAV CLEOFAS

Door F.N. Steyn (Kunstwerk, februari/maart 1998)

Het hedendaagse stillleven is het product van een lange ontwikkelingsgeschiedenis. Waar vroeger pronkzucht de boventoon voerde, treffen we nu soberheid aan. Waar voorheen grote aandacht besteed werd aan zowel het materiële aspect van de zorgvuldig gerangschikte dingen als aan de gecompliceerde symboliek, staat tegenwoordig alles in het teken van de gevoelsassociatie, het contemplatieve en het bijkans onopgemerkte. Stofuitdrukking kan belangrijk zijn, maar loopt naadloos over in suggestie en abstractie.


De objecten die Olav Cleofas van Overbeek schildert, zijn binnen de voorstelling ondergeschikt geraakt aan het licht dat om hen heen speelt, soms diffuus dan weer in scherpe contrasten. Wat is het licht zelf voor iets? Dat blijft een raadsel. Zeker is het dat het van karakter verandert door de dingen waar het over valt en in nog grotere mate door de tussenkomst van de kunstenaar die het waarneemt. Voor diens geestesoog verschijnt dat licht dan opnieuw en het wordt door zijn gevoelens getransformeerd tot iets van hemzelf. Er treedt een wisselwerking op tussen licht dat gevoeld en geïnterpreteerd wordt en persoonlijke gevoelens die vertaald worden in lichttoetsen op het doek. De kunstenaaar manipuleert zo in zekere zin de werkelijkheid, wat die ook moge zijn. De logica van de traditionele en klassieke opbouw van een stilleven wordt doorbroken door de allerpersoonlijkste weergave.

GEVOELSMATIGE LOGICA
Drie zaken zijn typerend voor het werk van Olav Cleofas: een fabelachtig technisch vermogen waar het de stofuitdrukking betreft; een bijna onaards aandoende abstrahering en een sterke affiniteit met licht dat onder zijn handen van aard verandert en een veelheid aan subtiele en emotionele schakeringen gaat vertonen. Superrealisme blijkt zo abstracter dan de abstractie zelf en de blik van de toeschouwer glijdt van de dingen, via het licht naar de gevoelsmatige logica achter het zichtbaar gemaakte. In tegenstelling tot wat wel gedacht wordt, maken de strakheid en stilering van de afgebeelde objecten juist uitdrukkelijk attent op de ermee verweven emotie. Expressie is, naar het blijkt, niet noodzakelijk verbonden met zichtbare spontaniteit of een losse directe penseelvoering.



EEN STILLE CEL
Ooit heeft Olav Cleofas gespeeld met de gedachte om in het klooster te treden. Dat zegt iets over de aard van zijn werk waarin stilte en gevoel voor de zeggingskracht van het kleine en indirecte sterk naar voren komen. Het kloosterleven legt vaak de nadruk op de beperking en op het afzien van het overbodige dat beschouwd wordt als een hinderpaal voor het bereiken van het wezenlijke. Het spreekwoord luidt 'In de beperking toont zich de meester' en ook hier gaat dat op. Niets in Cleofas' doeken is overbodig of ornament en juist die schaarsheid van het materiële biedt alle ruimte aan het licht dat zich in alle rijkdom kan ontplooien en zijn inhoud ontvouwt. Strengheid en soberheid maken zogezegd het podium leeg waarop de kunstenaar de fijngeaderde patronen en structuren van zijn gevoelsleven en van zijn omgaan met de werkelijkheid kan projecteren. De breekbaarheid en teerheid ervan kunnen niet tot hun recht komen in de nabijheid van in het oog springende en forse objecten die door hun zwaarte de ondertonen van het gevoelsleven blijven overstemmen.


HARD EN ZACHT
Zo blijft er altijd sprake van een weloverwogen modulatie van de expressiviteit van het licht als opwekker, drager en vertolker van stemmingen. Een schaaltje of een kleine fles manifesteert zich afwisselend in zijn ondoordringbare hardheid en eigenheid. Ze doen beslist geen concessies aan hun eigen identiteit, structuur, kleur of vorm. Vervolgens blijkt dat ze desondanks een spiegelfunctie en transparantie gaan vertonen. Die laat er dan geen twijfel over bestaan dat ze hun karakter en wezen uiteindelijk toch te danken hebben aan de mens die ze waarneemt. Mensen wijzen objecten hun plaats in de wereld toe en de aard van de dingen is wel degelijk afhankelijk van het netwerk van gebruiksmogelijkheden waarin ze ondergebracht zijn. De doeken van Olav Cleofas zijn op deze manier stuk voor stuk cellen in een imaginair klooster dat mens en ding alle kansen biedt tot zichzelf te komen.

BACK