BACK

Weekly Residuum 241 -april 2005 B
© foto en tekst Koen Nieuwendijk





Bij gehaalde deadlines sta je achteraf niet gauw stil. Wat voor zin heeft het ook om de talloze keren te herdenken dat een ontwerp op tijd bij de drukker was, dat de stand op tijd klaar was, het artikeltje net niet te laat ingeleverd. Met een reünie ligt dat anders. Misschien komt dat omdat de blik bij zo'n gelegenheid altijd achterwaarts is gericht en ook omdat weinigen zich ten doel zullen stellen hun leven te leven om die reünie te halen. Maar er moeten geesten rondlopen die er een genoegen in scheppen alsnog te toetsen wat er van al die prille karaktertjes terecht is gekomen, in het volle besef dat het voor de meesten te laat is er nog iets aan te doen als een en ander wat is tegengevallen. Het kan haast niet anders dan dat een reünie voor minstens de helft een bevestiging is van de reeds beleefde deceptie. Dat is wreed.

Voor de jongere lezertjes leg ik even mijn positie uit. Ik ben drieënzestig, destijds was ik de jongste van de klas, ten gevolge van een streberige moeder en een vroeg in het schoolseizoen vallende verjaardag, op 22 oktober, zodat ik, ondanks mijn van nature wat trage inborst, een jaar te vroeg op de lagere school werd gepoot. Dat ging meteen mis, want op de allereerste dag kraste ik met de houten achterkant van een potlood over de gedrukte letters in het nog te ontcijferen leesboek, hetgeen tot mijn verbazing resulteerde in zo'n zuigelingenkunstwerk, omdat het net leek of ik met een gewoon potlood aan het krassen was. Ik kreeg niet de kans dat kras te vinden, want de uitbrander die ik kreeg zette de toon voor de rest van mijn onderwijscarrière. Toch gaf het de-jongste-zijn me een soort uitzonderingspositie, die ik met een zekere trots ervoer. En het gekke is, ik betrapte me erop dat ik me verbaasde dat ik nog steeds de jongste ben, al was de gevoelsmatige echo die ik bij mijn oud-klasgenoten waarnam meer een die van spijt en lichte naijver, want destijds lag dat natuurlijk omgekeerd.

Maar er was nog wat. En daar kan ik niks aan doen. Ik kan me namelijk niet voorstellen dat u in georganiseerd verband oprukt naar de galerie om te demonstreren tegen het feit dat ik voornemens ben mijn bezigheden nog een jaar of dertig voort te zetten. Terwijl de gemiddelde reünist in de vut is of gepensioneerd. En kennelijk ervaren zij dat als een nederlaag, hetgeen mij spijt, want als ik eerlijk ben moet ik toegeven dat dat niet de reden was waarom ik er ooit mee begon. Dus als het niet tegenzit zal dat licht gênante gevoel van trots nog jaren blijven nagloeien.



BACK