BACK

Weekly Residuum 216 -september 2004 A
© foto en tekst Koen Nieuwendijk



Sinds ik bloemen fotografeer probeer ik met grote hardnekkigheid hommels scherp te krijgen. Een onverhoedse steek van een wesp bracht daar geen verandering in. Het was de eerste in mijn leven, maar ik maakte mij zorgen om zijn angel. Ik keek zelfs met andere ogen naar het fruitvliegje, of nee, dat was het niet: het lichaampje had iets bleeks, het snoetje oogde intelligenter dan dat van de doorsnee huisvlieg, de bewegingen waren van nature iets langzamer, en nu helemaal, want het had getrapt in iets kleverigs dat ik zat op te eten. Nou moet u zich eens voorstellen dat u in een substantie trapt die zo kleverig is dat u geen normale stappen meer kunt zetten -zoiets als hondepoep met berekracht- terwijl boven uw hoofd van die autowrakgrijpers heen en weer slingeren, zo nu en dan schrapend en botsend over de bodem, in een kennelijke poging u naar elders te verplaatsen, want zo ongeveer moet dat vliegje mijn pogingen om hem uit de substantie te vissen ervaren hebben. Die botsende bakken zijn metaforisch voor de verpletterende onhandigheid van onze vingertoppen als het gaat om het oppakken van zo'n beestje. Mijn dochter vindt bijvoorbeeld spinnen enger dan het idee dat ze omwille van het gehoor geven aan haar noodkreet het risico creëert dat ik met mijn centimeters dikke vingertoppen al dat fragiele insectenleed onherstelbaar verkreukel. Het verbaast me dan ook iedere keer weer dat een spin nog zo levendig is na mijn goedbedoelde speeltuinredding, al missen sommige rassen dan een of meer van hun poten, welke aanslag op mijn geweten ik krachtig afsla.

U wacht op de clou? Nou kijk, ik ben eigenlijk tegen het etherisch uitleggen van de zin van het leven, omdat die op zich weer voortkomt uit het besef dat als er al iets te snappen valt het ons voorstellingsvermogen te boven gaat. Dus om nou te zeggen dat mijn verbazing over het feit dat zo'n klein wezen als een wesp een moloch als een mens aanvalt mij verleidt tot diepzinnigheden, nou nee. Bewoners van oude binnensteden weten u dan te vertellen dat ratten naar je strot vliegen als ze in het nauw worden gedreven, maar dat is alvast niet waar, want wat die proberen is met een noodsprong over u heen te ontkomen. Ik kan me eventueel voorstellen dat u niet gaat staan wachten of het waar is wat ik beweer, maar uw aandacht is afgeleid en dat maakt u kwetsbaar voor gemene geesten, maar niet voor wespen, want als u niets doet doen die ook niets, behalve onderzoeken of uw oor geschikt is om in te nestelen. En zo gauw als dat gebeurt dringt er bar weinig van de strekking van mijn woorden tot uw geest door, want dan zal het u worst wezen wat voor een wesp de zin van het leven is, maar ondertussen lijkt die verdraaid veel op ons eigen perspectief. En dat gelooft u niet zonder enige insectuele dramatiek, maar gelukkig, de wesp stak me en het bleke vliegje is helaas door de gootsteen gespoeld. Het kost een metafoor of wat, maar ook voor ons is zo het leven, hoe graag we onszelf ook op een voetstuk zetten.

BACK